-
Wat moet ik doen als ik het niet eens ben met mijn gemeente over de bepaling van mijn hoofdverblijfplaats? Wie kan mijn geschil met de gemeente beslechten?
Volgens artikel 8 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, bepaalt de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, bij betwistingen in verband met het hoofdverblijf, de plaats ervan, na zo nodig een onderzoek ter plaatse te hebben laten uitvoeren.
De betwisting wordt binnen de dertig kalenderdagen na de beslissing van de gemeente (ambtshalve inschrijving, ambtshalve afvoering, weigering tot inschrijving) schriftelijk voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken (Algemene Directie Identiteit en Burgerzaken – Park Atrium – Koloniënstraat 11 – 1000 BRUSSEL) door een van de partijen (gemeente / privépersoon die een inschrijving als hoofdverblijfplaats betwist of eist) met alle informatie die nuttig is bij de bepaling van de hoofdverblijfplaats alsmede de volledige identificatiegegevens (naam, voornamen, geboortedatum, adres van de laatste hoofdverblijfplaats, identificatienummer bij het Rijksregister wanneer het verzoek wordt ingediend door een gemeente). Voor de buitenlandse onderdanen preciseert de betrokken gemeente of ze toegelaten of gemachtigd zijn tot het verblijf of de vestiging. Als dat niet het geval is, wordt het dossier doorgestuurd naar de Algemene Directie van de Dienst Vreemdelingenzaken.
De Minister van Binnenlandse Zaken is echter niet bevoegd om tussen te komen in geval van een weigering tot een voorlopige inschrijving of een weigering tot inschrijving onder referentieadres.
De Minister van Binnenlandse Zaken wijst de ambtenaren (bevolkingsinspecteurs) aan die gemachtigd zijn om ter plaatse onderzoek uit te voeren in verband met de moeilijkheden en betwistingen betreffende de bepaling van de hoofdverblijfplaats en betreffende de maatregelen tot ambtshalve afvoering en inschrijving.
De lokale overheden moeten bijstand verlenen aan deze ambtenaren om de vervulling van hun taak te vergemakkelijken.
De besturen die over inlichtingen beschikken die van nut zijn voor het onderzoek, zijn gehouden deze te bezorgen aan voornoemde ambtenaren.
-
Wat is de bevoegdheid van de bevolkingsinspecteurs die onderzoeken uitvoeren in geval van geschillen met betrekking tot de verblijfstoestand? Hebben zij de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie?
De bevolkingsinspecteurs zijn ambtenaren die door de Minister van Binnenlandse Zaken aangewezen en gemachtigd zijn, overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, om ter plaatse onderzoeken uit te voeren in verband met de moeilijkheden en betwistingen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats. Zij hebben als opdracht alle nuttige feitelijke informatie te verzamelen om de hoofdverblijfplaats te bepalen.
Deze bevolkingsinspecteurs hebben niet de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie.
-
Hebben de bevolkingsinspecteurs die onderzoeken uitvoeren in geval van geschillen, het recht om informatie op te vragen bij de openbare nutsbedrijven, zoals Belgacom?
Artikel 21 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, dat bepaalt dat de Minister van Binnenlandse Zaken de ambtenaren aanwijst om de onderzoeken uit te voeren met betrekking tot de verblijfstoestand, en dat de administraties die over inlichtingen beschikken die van nut zijn voor het onderzoek, gehouden zijn deze te bezorgen aan de met het onderzoek belaste ambtenaren, vormt een voldoende wettelijke basis om inlichtingen aan te vragen bij de openbare nutsbedrijven.
Wanneer de inspectiedienst van het departement een aanvraag doet bij de betrokken openbare nutsbedrijven, wordt de hierboven vermelde juridische grondslagen vermeld.
Bovendien stelt artikel 16 van het voornoemde koninklijk besluit dat de bepaling van de hoofdverblijfplaats gebaseerd is op een feitelijke situatie, dat wil zeggen de vaststelling van een effectief verblijf in een gemeente gedurende het grootste deel van het jaar. Zo zijn de telefoonkosten, net als het energieverbruik, feitelijke elementen die het mogelijk maken de hoofdverblijfplaats te bepalen.
Er moet nochtans op worden gewezen dat de betrokkenen, tijdens het bevolkingsonderzoek, de mogelijkheid hebben om zelf de nodige bewijzen te leveren betreffende hun verblijfsituatie, met name door middel van de inlichtingen met betrekking tot hun verschillende soorten verbruik.
-
Worden de betrokkenen op de hoogte gehouden van de resultaten van het bevolkingsonderzoek door de FOD Binnenlandse Zaken?
Wanneer de bevolkingsinspecteur het onderzoek heeft afgesloten, worden de betrokkenen per aangetekende brief, op de hoogte gebracht van de ontwerpbeslissing van het departement op basis van de resultaten van het bevolkingsonderzoek. De betrokkenen worden verzocht hun opmerkingen of verweermiddelen te doen gelden binnen de vijftien dagen. Terzelfder tijd worden zij erop gewezen dat zij het recht hebben om kennis te nemen van alle informatiegegevens die in hun dossier zitten en om gehoord te worden. Hierna is het mogelijk dat het dossier herzien of gewijzigd wordt en dat bijkomende onderzoeken uitgevoerd worden. De beslissing wordt genomen, door de Minister zelf of door de door hem aangewezen ambtenaar. De definitieve beslissing wordt vervolgens aangetekend naar de betrokkene verstuurd.