Wat is de evolutie van de elektronische identiteitskaart in België?
Reeds op 22 september 2000 heeft de Ministerraad beslist dat er een conceptstudie moest uitgevoerd worden over de invoering van de digitale identiteitskaart.
Op 19 juli 2001, heeft de Ministerraad zijn toestemming verleend aan het concept dat voorgesteld werd op het einde van deze studie: een identiteitskaart met een elektronische chip die, behalve de persoonsgegevens die met het blote oog zichtbaar zijn, twee paren sleutels bevat: de identificatiesleutel en de handtekeningsleutel. De Ministerraad heeft eveneens het voorgestelde scenario goedgekeurd, te weten de uitvoering van het project in twee fases. Tijdens de eerste fase moest deze identiteitskaart in elf pilootgemeenten ingevoerd worden.
De tweede fase betrof de uitbreiding van de uitreiking van de digitale identiteitskaart naar alle gemeenten na de evaluatie van de resultaten van het pilootproject.
De uitreiking van de eerste kaarten vond plaats op 31 maart 2003. Op 25 juli 2003 waren alle elf pilootgemeenten operationeel.
De beslissing om de elektronische identiteitskaart algemeen in te voeren werd genomen bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit, na een positieve evaluatie door de Ministerraad op 20 maart 2004 en door de bevoegde commissie van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op 24 maart 2004.
Het koninklijk besluit van 1 september 2004 houdt de beslissing in om de elektronische identiteitskaart algemeen in te voeren (Belgisch Staatsblad van 15 september 2004).
Het ministerieel besluit van 28 februari 2014 sluit de periode voor de vervanging van de identiteitskaarten "oud model" door elektronische identiteitskaarten af. Op 31 maart 2014 werden de kaarten "oud model" uit omloop genomen. Zij zijn dus niet meer geldig en hebben geen enkele wettelijke waarde meer. Sinds 31 maart 2014 moet elke Belg dus beschikken over een elektronische identiteitskaart.
De digitalisering van de aanvraag van de elektronische identiteitskaart is begonnen in 2017 in het kader van de verderzetting van het e-government en strekt ertoe een administratieve vereenvoudiging teweeg te brengen.
Op 16 december 2016 heeft de Ministerraad zijn goedkeuring verleend tot het uitschrijven van een overheidsopdracht met betrekking tot de elektronische identiteitskaart. Naar aanleiding van deze beslissing werd in 2017 een opdracht gelanceerd met het oog op de vernieuwing van de verschillende Belgische kaarttypes. Begin 2020 is men gestart met de eID.
Op 14 mei 2017 heeft de Ministerraad beslist om de vingerafdrukken op de nieuwe kaart te registreren.
De wet van 25 november 2018 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Rijksregister en de bevolkingsregisters bekrachtigt de registratie van de vingerafdrukken op de chip van de elektronische identiteitskaart. Het nemen van vingerafdrukken, dat momenteel al gebeurt voor de verblijfstitels van de niet-Europese burgers, zal hierdoor veralgemeend worden voor alle Belgische kaarttypes.
Na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit bepaalt het koninklijk besluit van 10 december 2019 de voorwaarden en modaliteiten voor het nemen van het digitale beeld van de vingerafdrukken.
Er werd besloten om de Belgische elektronische identiteitskaart (eID) met vingerafdrukken algemeen in te voeren.
In januari 2020 ging de pilootfase van start met betrekking tot de uitreiking van de Belgische elektronische identiteitskaart (eID) met vingerafdrukken. Op 6 januari 2020 werd de eerste Belgische elektronische identiteitskaart met vingerafdrukken afgeleverd. Aan het proefproject zullen 26 gemeenten deelnemen.
Het ministerieel besluit van 15 januari 2021 bevat de beslissing dat elke identiteitskaart die na 10 december 2020 door een Belg die in België verblijft, aangevraagd wordt, vingerafdrukken moet bevatten.
Waarom werd een nieuw kaartmodel ontwikkeld en vanaf 2020 uitgereikt?
De nieuwe lay-out van de kaart strekt ertoe tegemoet te komen aan bepaalde aanbevelingen die werden geformuleerd door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, ook bekend onder de afkorting ICAO (International Civil Aviation Organization). Ter herinnering: deze internationale normen op het gebied van de internationale burgerluchtvaart hebben tot doel uniforme normen en praktijken in te voeren voor alle reisdocumenten, inclusief het formaat en de kenmerken van reisdocumenten.
Het is eveneens zaak zich te schikken naar de voorschriften van artikel 5, c) van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016, betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, met toepassing waarvan de persoonsgegevens, met inbegrip de gegevens op de identiteitskaart, toereikend moeten zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt.
De registratie van de vingerafdrukken op de kaart kadert in de voorgestelde maatregelen van de Europese Commissie van 17 april 2018 om biometrische gegevens voor landen met identiteitskaarten verplicht te stellen. De Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, is in werking getreden op de twintigste dag na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Verordening is van toepassing vanaf 2 augustus 2021. Alle onderdelen van deze Verordening zijn verplicht en moeten rechtstreeks toegepast worden in elke lidstaat.
Wat zijn de voornaamste nieuwigheden van dit nieuwe kaartmodel?
Het nieuwe kaartmodel voor de eID heeft een andere kleurtint. De foto staat aan de linkerkant. Een geperforeerd beeld van de foto is terug te vinden op de achterkant van de kaart. De handtekening van de gemeenteambtenaar die de kaart uitreikt, is niet langer vereist op de identiteitskaart. De geboorteplaats behoort ook niet langer tot de met het blote oog zichtbare vermeldingen op de identiteitskaart. Het informatiegegeven met betrekking tot de geboorteplaats blijft voorlopig elektronisch zichtbaar.
Bij de nieuwe kaart worden naast de bestaande contactchip, die zich nu op de achterzijde van de kaart bevindt, de volgende elementen toegevoegd: een contactloze RFID-chip en een tweedimensionale barcode.
Ook de beveiliging van de kaart werd verbeterd.
Welke informatiegegevens bevat de contactloze RFID-chip?
De elektronisch leesbare persoonsgegevens op de RFID-chip (Radio Frequence Identification) zijn:
- de foto van de houder;
- de MRZ-zone (met verschillende informatiegegevens die gecodeerd zijn voor automatische lezing);
- de vingerafdrukken van de houder.
Waartoe dient de contactloze RFID-chip?
Deze beveiligde contactloze chip bevat de foto van de houder, de MRZ-zone en de digitale vingerafdrukken. Deze chip voldoet aan strenge veiligheidsvereisten, waardoor risico’s tot een minimum kunnen worden ingeperkt. Deze chip kan slechts via een beveiligde toegang geconsulteerd worden door de bevoegde instanties, die strikt door de wet vastgelegd zijn.
De vingerafdrukken die opgeslagen zijn in de RFID-chip, zijn beschermd door hetzelfde veiligheidsmechanisme als dat wat gebruikt wordt voor de paspoorten en de verblijfstitels van onderdanen van derde landen. Dit veiligheidsmechanisme wordt opgelegd door de EU-norm betreffende de reisdocumenten en bestaat erin enkel toegang te verlenen tot de vingerafdrukken aan de gemachtigde lezers via elektronische certificaten.
Welke informatiegegevens bevat de tweedimensionale barcode?
De persoonsgegevens die elektronisch leesbaar zijn op basis van de tweedimensionale barcode, zijn:
- het Rijksregisternummer van de houder;
- het kaartnummer van de houder;
- de vervaldatum van de kaart;
- de geboortedatum van de houder.
Waartoe dient de tweedimensionale barcode?
De tweedimensionale barcode vervangt de barcode van de oude identiteitskaart, waardoor de kaart enerzijds beter beveiligd kan worden (gegevensredundantie) en waardoor het anderzijds mogelijk is om via de standaardbarcodelezers een aantal nuttige gegevens te recupereren voor de verschillende praktijkgevallen waarin de elektronische identiteitskaart gebruikt wordt. De barcode voldoet aan een belangrijke functionele behoefte, met name in de processen waarin het gebruik van de chiplezers onmogelijk is en die een snelle en beperkte toegang tot de gegevens vereisen.
Wat is de wettelijke basis voor het nemen van vingerafdrukken?
De wet van 25 november 2018 houdende diverse bepalingen met betrekking tot het Rijksregister en de bevolkingsregisters (Belgische Staatsblad van 13 december 2018) bekrachtigt de registratie van de vingerafdrukken op de chip van de elektronische identiteitskaart.
Na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit bepaalt het koninklijk besluit van 10 december 2019 de voorwaarden en modaliteiten voor het nemen van het digitale beeld van de vingerafdrukken.
De registratie van de vingerafdrukken op de kaart kadert eveneens in de voorgestelde maatregelen van de Europese Commissie van 17 april 2018 om biometrische gegevens voor landen die identiteitskaarten uitreiken, te verplichten. De Verordening (EU) 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, is in werking getreden op de twintigste dag na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De Verordening is van toepassing vanaf 2 augustus 2021. Alle onderdelen van deze Verordening zijn verplicht en moeten rechtstreeks toegepast worden in elke lidstaat.
Moet ik de identiteitskaart waarover ik nu beschik en die nog steeds geldig is, onmiddellijk vervangen door een identiteitskaart met vingerafdrukken?
Neen.
De Belgische elektronische identiteitskaarten die momenteel in omloop zijn, zullen worden vervangen op het einde van hun geldigheidsperiode of eerder bij aangifte van een verlies, diefstal of beschadiging van de kaart of om andere redenen zoals een niet-gelijkende foto, verandering van naam, …
De burger hoeft dus geen nieuwe eID met vingerafdrukken aan te vragen zolang hij zijn oude kaart nog heeft en deze nog geldig is. Op het einde van de geldigheidsperiode van de kaart zal de burger een oproepingsbrief in de brievenbus ontvangen om zijn oude kaart te komen vervangen.
Wie mag de vingerafdrukken bestemd voor de elektronische identiteitskaart nemen?
De vingerafdrukken worden op initiatief van het gemeentebestuur door middel van ad hoc sensors gedigitaliseerd. Het digitale beeld van deze afdrukken wordt vervolgens door de diensten van het Rijksregister doorgestuurd naar de producent van de identiteitskaart om erin te worden geïntegreerd. De doorsturing van dit digitale beeld gebeurt via sterk beveiligde kanalen.
Worden de vingerafdrukken die op de elektronische identiteitskaart opgenomen zijn, bewaard?
De vingerafdrukken worden enkel bewaard voor de duur die nodig is om de identiteitskaart aan te maken en uit te reiken en, in ieder geval, gedurende een maximale periode van 3 maanden.
Na deze termijn van 3 maanden worden de gegevens gewist.
Wie mag de vingerafdrukken bestemd voor de elektronische identiteitskaart consulteren?
De wet legt strikt vast wie de vingerafdrukken, opgenomen op de beveiligde chip van de identiteitskaart, mag consulteren. Het gaat om:
- het gemeentepersoneel dat belast is met de afgifte van de identiteitskaarten;
- de politiediensten, voor zover dat noodzakelijk is voor de uitoefening van hun wettelijke opdrachten inzake bestuurlijke en gerechtelijke politie in het kader van de fraudebestrijding (mensenhandel en -smokkel, oplichting en misbruik van vertrouwen, terrorisme, vervalsing en gebruik van vervalsingen, naamsverduistering en gebruik van een valse naam, schendingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de belemmeringen van de opdrachten van bestuurlijke politie);
- het personeel dat belast is met de grenscontrole, zowel in België als in het buitenland;
- bepaalde personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken;
- bepaalde personeelsleden van de FOD Buitenlandse Zaken en het diplomatiek en consulair personeel;
- bepaalde personeelsleden van de onderneming die belast is met de productie van de identiteitskaarten, en dit enkel met het oog op de productie en de uitreiking van de identiteitskaarten.
Vanaf welke leeftijd is het nemen van vingerafdrukken toegelaten?
Minderjarigen jonger dan 12 jaar moeten in principe geen vingerafdrukken afstaan. Er is evenwel in een wettelijke uitzondering voorzien teneinde een identiteitskaart te kunnen uitreiken aan een minderjarige Belg vanaf 12 jaar. Deze wordt 3 maanden op voorhand door de gemeente opgeroepen om het basisdocument op te stellen. Als een minderjarige zich voor hij de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt, bij de gemeente aanmeldt, zullen zijn vingerafdrukken vóór zijn twaalfde verjaardag worden genomen met het oog op de opstelling van het basisdocument. Een identiteitskaart zal daarentegen nooit worden uitgereikt aan een minderjarige jonger dan twaalf jaar.
Ter herinnering, de identiteitsdocumenten voor Belgische kinderen jonger dan twaalf jaar ("Kids-ID") bevatten geen vingerafdrukken.
Welke vingerafdrukken moeten door mijn gemeente gedigitaliseerd worden?
De voormelde wet van 19 juli 1991 bepaalt dat er vingerafdrukken moeten worden genomen van de wijsvingers van elke hand.
Wanneer er geen vingerafdrukken kunnen worden genomen omdat zij niet van voldoende kwaliteit zijn of wegens een handicap of een ziekte, worden er vingerafdrukken genomen van een andere vinger in volgende rangorde: 1) wijsvinger, 2) middelvinger, 3) ringvinger, 4) pink, 5) duim.
Wanneer van slechts één vinger een afdruk kan worden geregistreerd, wordt een identiteitskaart of een vreemdelingenkaart met die enkele vingerafdruk uitgereikt. Per hand wordt in ieder geval maximaal één vinger geregistreerd.
Kan er, in afwijking van de wettelijke verplichting om vingerafdrukken te nemen, een Belgische elektronische identiteitskaart zonder vingerafdrukken uitgereikt worden?
Ja. De wet bepaalt dat er evenwel een kaart zonder vingerafdrukken uitgereikt mag worden:
- wanneer het voor de burger klaarblijkelijk permanent onmogelijk is om vingerafdrukken te geven of om vingerafdrukken te geven die goed genoeg zijn om gebruikt te kunnen worden, ongeacht of dat nu het geval is wegens een handicap, een ziekte of een lichamelijke bijzonderheid;
- wanneer het voor de burger klaarblijkelijk tijdelijk onmogelijk is om vingerafdrukken te geven wegens een fysieke handicap of een ziekte: in dit geval zal een identiteitskaart met een geldigheid van één jaar aangevraagd worden.
Het permanente of tijdelijke klaarblijkelijke karakter van de onmogelijkheid wordt beoordeeld door de gemeenteambtenaar. Bij de minste twijfel moet er een medisch attest van minder dan één maand oud worden gevraagd.
Voor de aanvraag van mijn identiteitskaart kan ik tijdelijk van geen enkele vinger een afdruk geven wegens een handicap, een ongeval of een tijdelijke ziekte aan mijn handen. Mag de gemeente mij toch een identiteitskaart geven?
Ja. Er zal een identiteitskaart met een geldigheidsduur van maximaal één jaar uitgereikt worden. Het klaarblijkelijke tijdelijke karakter van de onmogelijkheid om van geen enkele vinger een afdruk te geven, moet door de gemeenteambtenaar beoordeeld worden. Bij de minste twijfel moet er een medisch attest van minder dan één maand oud worden gevraagd.
Moet ik verplicht mijn identiteitskaart bij me hebben?
Het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten bepaalt dat iedere Belg vanaf de leeftijd van 15 jaar, zijn identiteitskaart steeds bij zich moet hebben. De kaart levert het bewijs van zijn inschrijving in de bevolkingsregisters of, in geval van verlies, diefstal of vernietiging van deze kaart, een getuigschrift van de aangifte van verlies, diefstal of vernietiging.
De gemeentebesturen reiken eveneens een identiteitskaart uit voor Belgische kinderen die de volle leeftijd van 12 jaar bereikt hebben en nog geen 15 jaar oud zijn.
De strafsancties voorzien in artikel 7 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten kunnen toegepast worden op de personen die, vanwege hun nalatigheid, nog steeds in het bezit zijn van kaarten van het oude model. Bij identiteitscontroles worden de politiediensten verzocht om de geldigheid van de kaarten te controleren en om houders van verlopen kaarten, het niet-dragen van de identiteitskaart of nog het weigeren om zijn identiteitskaart voor te leggen, te verbaliseren.
Aan welke overheid (-heden) is men verplicht zijn identiteitskaart te tonen?
Krachtens artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten, bepaalt de Koning welke de openbare overheden en ambtenaren zijn op wier vordering de identiteitskaart moet worden getoond.
De bepalingen in artikel 1, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten bepalen aan wie de kaart moet worden getoond.
Dit is het geval bij elke vordering van de politie, in het kader van haar wettelijke en reglementaire opdrachten, alsmede bij elke aanvraag van getuigschriften en uittreksels door gemeentelijke diensten of door andere openbare diensten.
De andere overheden dan die welke gemachtigd zijn om te eisen dat de identiteitskaart getoond wordt, mogen de burger slechts vragen om zijn identiteitskaart te tonen: zij kunnen hem geenszins verplichten het te doen.
Hoe gebeurt de identiteitscontrole van een persoon door de politie? Kan de identiteitskaart van de betrokkenen ingehouden worden door de politie of de gemeente?
De identificatie en de identiteitscontrole van een persoon worden uitgevoerd volgens artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten en artikel 34 van de wet op het politieambt.
Artikel 34, §4 van de wet op het politieambt bepaalt de modaliteiten van de identiteitscontrole. Deze modaliteiten zijn dezelfde ongeacht het motief dat de identiteitscontrole rechtvaardigt (arrestatie, poging tot inbreuk of inbreuk, poging tot het verstoren of het verstoren van de openbare orde, vreemdelingenwetgeving, enz.).
Dit artikel 34, §4 schrijft voor dat de identiteitsstukken aan de politieambtenaar overhandigd worden en door deze laatste slechts ingehouden mogen worden gedurende de voor de verificatie van de identiteit noodzakelijke tijd. Ze moeten onmiddellijk teruggegeven worden na de controle. De duur van de identiteitscontrole, en dus van de inhouding van de identiteitsstukken, hangt af van de omstandigheden, met name van de aard van de voorgelegde documenten die mogelijk bijkomende controle vereisen. De identiteitscontrole maakt het niet mogelijk om de betrokken persoon langer dan 12 uur vast te houden. De politiediensten kunnen een vreemdeling die geen houder is van de bij de wet vereiste identiteitsstukken of documenten vatten en hem onderwerpen aan een maatregel van bestuurlijke aanhouding, in afwachting van een beslissing van de Minister of zijn gemachtigde. De vrijheidsbeneming mag niet langer dan vierentwintig uur duren (artikel 74/7 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen).
De identiteitscontrole van een persoon impliceert eveneens de controle van de authenticiteit van de door de persoon voorgelegde documenten. De niet-authentieke valse of vervalste documenten zijn het voorwerp van een gerechtelijk beslag.
Een persoon die nagelaten heeft om zijn identiteitskaart te vernieuwen en om het vervallen document aan het gemeentebestuur te bezorgen, overtreedt de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten en kan daardoor een boete krijgen van 26 tot 500 euro. De politieagenten stellen het proces-verbaal van de begane inbreuk op en raden de betrokkene aan om dit in orde te brengen.
Behalve de hypothese van een gerechtelijk beslag, verbiedt artikel 34, §4, van de wet op het politieambt de politiediensten om identiteitsdocumenten in te houden van de houder.
De gemeentebeambte kan, op basis van artikel 5, §1, 1° van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, de vervallen identiteitskaart inhouden van een persoon die zich aan het loket aanbiedt om een uittreksel uit het bevolkingsregister of een certificaat op basis van deze registers te krijgen. De gemeentebeambte kan de identiteitskaart eveneens inhouden van een persoon die van ambtswege afgevoerd is van het bevolkingsregister, dit op basis van artikel 5, §3 van voormeld koninklijk besluit van 25 maart 2003.
Mag men bij het onthaal van een openbaar gebouw een identiteitskaart vragen en bijhouden?
Onderstaande is enkel geldig wat betreft een verzoek in België, onverminderd bijzondere bepalingen betreffende gebouwen die niet onder het Belgisch recht vallen.
De bepalingen van artikel 1, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten werden behouden in het koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten van 25 maart 2003. Deze bepalingen leggen vast aan wie de identiteitskaart getoond moet worden. Dit is het geval bij elk verzoek van de politie, doch slechts in het kader van haar wettelijke en reglementaire opdrachten, alsmede bij elke vraag naar certificaten en uittreksels door gemeentelijke of door andere openbare diensten.
Conform aanbeveling 03/2011 van de Gegevensbeschermingsautoriteit is het niet toegestaan om voor de loutere toegang tot een gebouw kopieën te nemen. Enkel wanneer de wet, het decreet of de ordonnantie dit expliciet voorschrijft kan een kopie genomen worden. Wanneer ook de achterzijde wordt gekopieerd, dient dit in overeenstemming te gebeuren met de bepalingen uit artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Wat de verplichting betreft om zijn identiteitskaart voor te leggen (zonder dat deze bijgehouden wordt), bepaalt het koninklijk besluit van 25 maart 2003 dat de identiteitskaart voorgelegd moet worden “als de houder het bewijs van zijn identiteit dient te leveren”, dit wil zeggen dat dit beoordeeld moet worden in functie van het algemene principe dat geldt voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, namelijk dat het doel waarvoor de voorlegging van de kaart wordt geëist, wettig, bepaald en expliciet moet zijn. Het feit om zich te moeten verzekeren van de identiteit van de bezoekers in het licht van het eigendomsrecht en van de noodzaak om de veiligheid van een gebouw te verzekeren, kan alleen indien de wet, het decreet of de ordonnantie dit oplegt in een bepaalde situatie. Elk ander verzoek gebeurt op vrijwillige basis. De persoon kan dan ook elk ander stuk voorleggen dat zijn identiteit bewijst, wanneer de wijze of het document niet expliciet is voorgeschreven door de wet.
De bepalingen van artikel 1 van het koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten van 25 maart 2003 vermelden dat elke persoon te allen tijde zijn identiteitskaart moet kunnen voorleggen aan een persoon die dit om wettelijke redenen verzoekt. Het inhouden van de identiteitskaart zou dit verzoek echter onmogelijk maken.
Het is dus niet gerechtvaardigd om de identiteitskaart bij te houden tijdens de duur van het bezoek.
Wat is de normale geldigheidsduur van de elektronische identiteitskaart?
De elektronische identiteitskaart, die wordt uitgereikt aan de Belgische burgers, blijft tien jaar geldig (in plaats van vijf jaar vóór maart 2014) vanaf de datum van aanvraag van de kaart door de burger.
Waarom werd de geldigheidsduur van de elektronische identiteitskaart van 5 jaar naar 10 jaar gebracht in maart 2014?
De verlenging van de geldigheidsduur van de elektronische identiteitskaart van Belg van vijf naar tien jaar brengt een vermindering van de administratieve lasten voor de burgers en de gemeenten met zich mee. De burger dient in het vervolg slechts één keer om de 10 jaar (en niet meer om de 5 jaar) de kosten voor het nemen van een pasfoto en voor het aanmaken van een identiteitskaart te betalen. Ook moet hij/zij zich minder vaak verplaatsen naar het gemeentebestuur. Bovendien betekent deze maatregel een beperking van de desbetreffende werklast voor de gemeenten.
Zijn er afwijkingen betreffende de normale geldigheidsduur van 10 jaar van de elektronische identiteitskaart?
Ja, er zijn meerdere afwijkingen.
In afwijking van de normale geldigheidsduur van tien jaar:
- is de elektronische identiteitskaart uitgereikt aan Belgische minderjarigen die de volle twaalf jaar en minder dan achttien jaar oud zijn, zes jaar geldig vanaf de datum van aanvraag van de kaart;
- is de elektronische identiteitskaart uitgereikt aan Belgische burgers die vijfenzeventig jaar en ouder zijn, dertig jaar geldig vanaf de datum van aanvraag.
- is de elektronische identiteitskaart die uitgereikt wordt aan een Belgische burger voor wie het tijdelijk onmogelijk is om een vingerafdruk te geven wegens een fysieke handicap of een ziekte, één jaar geldig vanaf de datum van de aanvraag.
Waarom is de elektronische identiteitskaart voor Belgische minderjarigen van 12 tot 18 jaar slechts 6 jaar geldig?
Deze termijn van zes jaar werd in de eerste plaats gekozen omdat de fysionomie en dus ook de gelaatstrekken van de minderjarigen tussen twaalf en achttien jaar nog veel veranderen. Een kaart met een geldigheidsduur van tien jaar met dezelfde foto, die gemaakt is op de leeftijd van twaalf jaar, is dan ook niet aangewezen, noch aanvaardbaar.
In de tweede plaats werd deze termijn van zes jaar gekozen, omdat minderjarigen tot de leeftijd van achttien jaar onbekwaam zijn om rechtshandelingen te stellen. Overeenkomstig artikel 488 van het Burgerlijk Wetboek wordt de meerderjarigheid immers vastgesteld op de volle leeftijd van achttien jaar en derhalve wordt men pas op deze leeftijd bekwaam geacht tot het stellen van alle burgerhandelingen.
De elektronische identiteitskaart die wordt uitgereikt aan de Belgische kinderen van twaalf tot achttien jaar, bevat daarom enkel een certificaat om zich te identificeren, maar niet om een handtekening te zetten.
Moet een persoon van 75 jaar of ouder in het bezit zijn van een geldige elektronische identiteitskaart?
Ja.
Belgische burgers van vijfenzeventig jaar en ouder moeten hun kaart vernieuwen als ze vervalt. Deze burgers worden tijdig opgeroepen om een elektronische identiteitskaart met een geldigheidsduur van 30 jaar te krijgen.